Rits mijn jurk maar open
"Heb je een jurk?" "Ja" typte ik. Ik loog. Ik ga nooit naar dat soort feestjes waar een jurk een 'moetje' is. Ik loog omdat ik zin had in een avondje vertier. De jurk zou ik in mijn pauze van werk wel even snel ergens regelen. Ik zou me opdoffen, maar niet voor hem. Meer voor mezelf en mijn sterke wil om naar dit doodsaaie feest met deze man te gaan. Man in pak. Man met teveel praatjes, man met ontiegelijke arrogantie. Man die ik wilde doen, wilde proberen, wilde proeven. Kom maar op praatjesmaker. Kom maar op man, maak je woorden maar waar. Ik hoop niet op misplaatste arrogantie, want dan ben ik weg. Heel snel weg. Ik weet zeker dat er genoeg andere mannen zijn op dit doodsaaie feest die zin hebben in vertier. De met rood beklede gangen ik Carré geven een uitgelezen kans om mijn ordinaire gedachtes van de strakke wanden af te laten glijden. Man, ken je mijn ordinaire gedachtes? Mag ik die met je delen? Man, alles wat daar op het podium voor je gebeurt interreseert me niet. Ik fantaseer over jouw handen tussen mijn benen. Man ik wil je verwennen, ik wil je meenemen naar de kleine kamertjes van Carré. De kamertjes die ik beter ken dan het podium van Carré zelf. Daar word hoger gezongen. Hier wordt opera pas echt beleefd. Hier word alles klaargespeeld. Klap maar in je handen man, rits mijn pas gekochte jurk maar open. Maak je woorden waar.