Zondags' zondigen
Mijn bel ging. Ik lag nog brak in bed. Geen eten bestelt, niets. Wie zou het zijn? Ik antwoordde de deurbel en hoorde je zware stem. Je zal wel natgeregend zijn. Ik opende de deur en hoorde je de trappen oplopen. Zwalkend. Moeizaam. Alsof je nog dronken was. Ik deed snel mijn satijnen ochtendjas aan, keek even in de spiegel en opende de voordeur van mijn appartement. Je rood doorlopen ogen, de drank lucht. Ik wist genoeg. Met je beide amen viel je over me heen en begon je me te kussen in mijn nek. Daar was je. Man van de nacht. Overdag had je geen aandacht voor mijn gefluister in je oor. Voor de vieze woorden die ik je voorlas uit mijn boek. Het boek dat ik geschreven had. Voor mijn handen om jouw keel. Want ik haatte je, maar ik wilde je. Keer op keer. Man van de nacht duwde me tegen de muur. Werkte me tegen de grond. Schreeuwde neem mijn pik in jouw mond. Het was nog maar net zondag en ik was alweer aan het zondigen. Jou handen tussen mijn benen. Mijn mond om jouw hard gevoerde pik. Je kon overal naar toe gaan, maar toch stond je voor mijn deur. Ik begreep je niet.